In deze rubriek wordt elke maand kort en krachtig een bijzonder, apart of juist heel gewoon opgegraven voorwerp belicht. Deze maand betreft het een kinderschoen.
In 1988 is door de Archeologische Werkgroep Haarlem onderzoek verricht in de Bakenesserbuurt te Haarlem. Ter hoogte van ‘t Krom 29-39 kon op de locatie van enkele gesloopte panden een opgraving worden uitgevoerd. Op het terrein zijn diverse ophogingslagen uit de middeleeuwen aangetroffen. De ophogingslagen illustreren de expansie van de middeleeuwse stad Haarlem op het grondgebied Bakenes.
Stadsafval
De ophogingslagen ter hoogte van ‘t Krom 29-39 bestaan uit diverse pakketten stadsafval en mest, met daarin de nodige voorwerpen van keramiek en metaal. Door de zuurstofarme omstandigheden in de ophogingspakketten zijn ook vergankelijke materialen als leer, textiel, been en hout goed bewaard. Aan de hand van het vondstmateriaal worden deze ophogingslagen in de periode circa 1350-1375 gedateerd, met een accent op 1350-1360. Dit levert niet alleen een goede datering voor de aanleg van dit gedeelte van de middeleeuwse stadsuitleg in de Bakenesserbuurt, maar verschaft ook een gedetailleerd inzicht in de samenstelling van het afval van de middeleeuwse Haarlemmer in de oude stad.
Schoenen
Dankzij de gunstige conserveringsomstandigheden in de ophogingslagen zijn er veel voorwerpen van leer overgeleverd. De meeste voorwerpen zijn schoenen. Vanwege het grote aantal aangetroffen schoenen en de goed gedateerde ophogingslagen, vormen de schoenen een interessante informatiebron. Zo geeft de variatie aan welke modellen in deze periode naast elkaar voorkwamen en zegt de verhouding tussen het aantal modellen iets over de gangbaarheid. In totaal zijn er 53 schoenen aangetroffen. Van 36 schoenen kon het model worden bepaald. Allen dateren uit de tijd van de ophogingsactiviteiten, namelijk 1350-1375.
Kinderschoen
Het meest voorkomende model is een halfhoge tot hoge schoen, die met staartknopen op de wreef wordt gesloten. Deze schoen heeft geen ‘lastige’ veters om te strikken. Door de leren veters -staarten- met knoop en al door het knoopsgat te trekken, zat de schoen snel en eenvoudig dicht. Vergelijkbaar met het gemak van onze klittenbandsluiting.
Dit type schoen wordt vanwege de eenvoudige sluiting als kinderschoen geïnterpreteerd. Ook de kleine maten van de aangetroffen schoenen zijn veelzeggend. Deze lopen uiteen van maat 18 tot en met maat 31. Er is slechts een enkele schoen in maat 40 aangetroffen. De levensduur van schoenen was beperkt. Door het gebruik sleet de leren zool snel, waarna de schoen soms nog werd hersteld, maar vaak gewoon werd afgedankt. Zo is de versleten kinderschoen als afval weggegooid en uiteindelijk met veel ander stadsafval als vulling in de ophogingslagen van ’t Krom beland. Had de jeugdig drager ooit kunnen vermoeden dat honderden jaren later zijn of haar schoen door archeologen zou worden opgegraven en gekoesterd?













De leden van de Archeologische Werkgroep Haarlem (AWH) zijn van alle markten thuis. Of het nu gaat om opgravingen, excursies of open dagen voor het publiek, ze draaien de hand er niet voor om. Hoe anders was het tijdens een dagje botten tellen. Want hoe herken je nou de botten van een zoogdier of een vogel? En waaraan zie je eigenlijk het verschil tussen de botten van een koe, konijn en een hert?
onlangs diverse zakken met botmateriaal uit de slotgracht van Kasteel Huis ter Kleef aan een nader onderzoek onderworpen. De vele vondsten en de gegevens van deze opgraving worden momenteel uitgebreid onderzocht en beschreven, met als einddoel een vuistdikke publicatie en een mooie tentoonstelling in het Archeologisch Museum Haarlem. De meeste vondsten, zoals keramiek, glas en metaal, zijn bekend terrein voor de enthousiaste leden, maar botmateriaal is toch een vak apart. Het botmateriaal van Huis ter Kleef wordt dan ook door een gespecialiseerd bedrijf onderzocht.
Kleef verzameld. En doordat tot op de meter en grondlaag nauwkeurig bekend is wel botje waar is gevonden en hoe oud dat is, kunnen er zeer gedetailleerde vragen over de bewoningsgeschiedenis worden beantwoord. Botmateriaal zelf is lastig te dateren, maar gelukkig geldt dit juist niet voor de vele duizenden scherven keramiek uit de gracht . Hierdoor weten we vrij nauwkeurig uit welke periode een botje afkomstig is.
verschillende kasteelruimten en de wegwerppatronen van de bewoners. Daarnaast kan worden bepaald welke dieren op het menu stonden, of ze jong waren of oud en of het alledaags voedsel betrof of juist sjieke hapjes voor een adellijke dis. En of de dieren van verre werden aangevoerd, of er zelf geslacht werd of dat er alleen stukken vlees werden gekocht. Kortom botten kunnen ons veel vertellen.
schelpen, ontstaat goed inzicht inde hoeveelheid botten die in totaal zijn opgegraven en onderzocht kunnen worden. Op basis hiervan kan een gespecialiseerd bureau heel gericht een offerte voor het te onderzoeken botmateriaal verstrekken. In totaal zijn er meer dan 50 kratten met zakken botmateriaal geborgen. Een klein deel was al onderzocht en in 1995 in het eerste beknopte boek over de opgraving van Huis ter Kleef beschreven. Nu is de tijd rijp voor nieuw onderzoek aan deze oude botten. Vandaar dat de AWH graag een handje hielp bij het tellen van de botten. De botten gingen door de enthousiaste uitleg van de stadsarcheoloog al snel leven en er ontstonden spontaan allerlei beelden van uitgebreide banketten. Je zou er haast trek van krijgen…

In de gracht van het kasteel Huis ter Kleef is een van de oudste pispotten van Haarlem aangetroffen. Het betreft een pispot van grijsbakkend aardewerk uit de periode 1350-1400. De pispot is waarschijnlijk doelbewust grijs gebakken. Door de zuurstoftoevoer in de oven af te sluiten bakt de klei namelijk niet alleen grijs in plaats van rood, maar wordt het baksel ook minder poreus, waardoor de pispot minder urine opneemt en zo ‘aangenamer’ ruikt. De pispot is helemaal ongeglazuurd en heeft aan de binnenzijde wat kalkaanslag van urine.





De afgelopen twee jaar werden al delen van de tufstenen kerk uit de dertiende eeuw blootgelegd. Hierbij ging het om de twee zijmuren en de achtergevel, het koor genaamd. Aanleiding voor de eerste archeologische stappen in de Grote of St. Bavokerk vormde de restauratie van een negentiende eeuws grafmonument van twee waterstaatkundige heren. Uit historische bronnen was bekend dat er bij de aanleg van dit monument tufsteen was waargenomen. De restauratie van het monument deed dan ook de archeologische alarmbellen rinkelen.









