Spinning Shards: een vleugje China

Met “Spinning Shards’ kijk je op een andere manier naar vondsten uit de Haarlemse bodem!

In de 17de eeuw maakte Nederland kennis met Chinees porselein. Men verwonderde zich over de dunne harde scherf en de soms raadselachtige voorstellingen op de voorwerpen. Ook werden ‘Chinezen’ afgebeeld op het porselein. Afbeeldingen van deze bewoners uit het verre en exotische land waren heel geliefd.

Porselein was aanvankelijk duur en de aanvoer stokte soms langere tijd. Dit gat in de markt benutten de Hollandse plateelbakkers om Chinees porselein te imiteren. De techniek om porselein te maken bestond nog niet in Europa. De pottenbakkers probeerden een goede imitatie te maken in faience.

De witte ondergrond werd verkregen door tinglazuur aan te brengen met daarop een blauwe beschildering. Een mooi voorbeeld hiervan is dit kopje van faience. Hierop zijn in vakken – een kenmerk van het Chinees kraakporselein –  Chinezen afgebeeld, met in de smallere panelen een zonnebloem. Het kopje is niet compleet, maar op de achterste helft is nog een deel van een Chinese figuur in een landschap te zien.

video: Esther van Enckevort

Biertje?

In de rubriek ‘Vondst van de maand’ wordt kort en krachtig een bijzonder, apart of juist heel gewoon opgegraven voorwerp belicht. Deze maand betreft het een bierflesje.

De bierfles kort na de ontdekking. foto: vinder van de bierfles

Een tijdje geleden werd door een particulier in het Spaarne een bierfles gevonden met het opschrift: Zuid Holl: Bierbrouwerij H.B.M.V.  Korte Spaarne 23 Haarlem. De vinder informeerde vervolgens of er meer over deze brouwerij bekend is.    

Goeie vraag, een dergelijke bierfles hadden we nog niet eerder gezien. Maar na wat onderzoek bleek dat op het Korte Spaarne 23 een hoofdagentschap heeft gezeten van de Zuidhollandsche Bierbrouwerij, hoofdagent was: M. Doodeheefver. De Initialen H.B.M.V. staan voor Haarlemsche Bierhandelaren- en Mineraalwaterfabrikanten Vereeniging.

Noordhollandsarchief – foto: J. Fielmich 1974

Op bovenstaand foto uit 1974 zien we de twee fraaie panden Korte Spaarne 23 en 25, in het pand links zat, blijkens het reclamebord, het agentschap. Leuk detail is dat in beide panden tijdens de zeventiende eeuw hier bierbrouwerij ‘De Olifant’ was gevestigd. Een bekende eigenaar rond 1546 was Willem Ruichaver, die naast brouwer ook raadslid en rentmeester generaal van Kennemerland was. Tot 1688 hoorden beide panden bij elkaar. Daarna kregen de panden allebei ene andere functie. Dit betekende het einde van de brouwerij. Begin twintigste eeuw vestigde zich in het linker pand het agentschap van M. Doodeheefver.  Dit duurde tot circa 1950. De exacte einddatum kon helaas niet worden achterhaald.

Kranteviewer Noord-Hollandsarchief 1 september 1907

Spinning Shards: Appliques op een steengoed kan

Met “Spinning Shards’ kijk je op een andere manier naar vondsten uit de Haarlemse bodem!

Deze steengoed kan komt uit het Rijnland (Keulen of Frechen) en is vervaardigd in de eerste helft van de zestiende eeuw. Steengoed wordt gemaakt van klei die geschikt is om op een hoge temperatuur (1200-1300 graden) te bakken. De scherf is daardoor niet meer poreus waardoor deze kannen heel geschikt zijn voor dranken zoals wijn en bier. De decoratie in reliëf maakt het ook aantrekkelijk om ze op tafel te zetten. De versieringen (appliques) worden in mallen gevormd en voor het bakken op de kan aangebracht. Voorbeelden van deze vormen werden gehaald uit modelboeken of prenten. Het bestrijken van de kan met een ijzerhoudende engobe zorgde voor een bruine kleur. De kleurloze glazuurlaag ontstond door het te bestrooien met zout.

De bolvormige kan heeft een band over de buik. De band is versierd met plantenranken met medaillons en bladmaskers. Boven en onder deze band zijn loodrecht acanthusbladeren en medaillons aangebracht. Met het aanbrengen van de appliques is iets merkwaardigs gebeurd. Op de ene helft van de kan zitten de medaillons en acanthusbladen recht boven elkaar, op de andere helft verspringen ze. De medaillons hebben allemaal een klassiek aandoend mannenhoofd en profil met gestileerd haar dat op een helm lijkt. Dit is een echt Renaissance motief.

De cilindervormige hals bevat een fries met schilden met het Amsterdamse stadswapen. Met het aanbrengen van stadswapens, zoals die van Amsterdam of Antwerpen, maakten de Rijnlandse pottenbakkers de kannen extra aantrekkelijk voor afzetgebieden die verder weg lagen, zoals de Nederlanden. De gunstige locatie bij de Rijn maakte het vervoer per schip erg gemakkelijk.

video: Esther van Enckevort

Spinning Shards: Lange Lijzen

In de rubriek “Spinning Shards’ kijk je op een andere manier naar vondsten uit de Haarlemse bodem!

Dit flesje van porselein is gemaakt in China in de tijd van keizer Kangxi (regeert 1662-1722). Na een onrustige tijd met burgeroorlogen kwam vanaf 1683 de porseleinproductie onder zijn bewind weer tot volle bloei. Veel porselein is toen door de Nederlanders ingekocht en naar Nederland verscheept.

Het balustervormige vaasje is in de mal gevormd en heeft een indeling in vakken in reliëf. De hals is afgebroken. Onder het glazuur is in kobaltblauw de beschildering aangebracht. In de boogvormige compartimenten zijn slanke elegante dames afgebeeld. De Nederlanders noemden ze in de 17de eeuw al ‘Lange Lijzen’. Afwisselend zijn Lange Lijzen en bloempotten op een taboeret (bijzettafeltje) geschilderd. De schouder is gedecoreerd met een bloementak en de hals heeft een band met spiralen. Lange Lijzen waren geliefd en zijn op veel porseleinen voorwerpen geschilderd zoals kopjes, schoteltjes, vazen en borden.

video: Esther van Enckevort

Bezoek de Nationale Archeologiedag in Haarlem op zaterdag 17 juni 2023

Op de plek van de Haarlemmer Kweektuin stond ooit een imposant kasteel: Huis ter Kleef . Het is gebouwd in de 13e eeuw en heeft adellijke bewoners gehad, zoals de familie Van Cleeff en de Van Brederodes. Het kasteel kende spannende tijden met ontvoeringen, hagenpreken, feesten en partijen en een inname door Spaanse soldaten.

Dit jaar herdenken we 450 jaar ruïne, in het jaar 1573 werd het kasteel door de Spaanse belegeraars grotendeels verwoest. Nu zie je er niet veel meer van terug dan een ruïne. Op zaterdag 17 juni wordt de geschiedenis van het kasteel weer tot leven gewekt!

Kom langs tijdens de Archeologiedag bij (voormalig) Huis ter Kleef in de Haarlemmer Kweektuin. Zaterdag 17 juni van 10.00 -16.00 uur zijn hier tal van activiteiten voor jong en oud. Op dit moment wordt er ook nog volop gewerkt door de archeologen van de gemeente Haarlem en de leden van de AWH aan de publicatie van de onderzoeksresultaten van de opgravingen die bij Huis ter Kleef plaatsvonden. Tijdens het archeologieweekend zijn er lezingen waar meer over het onderzoek en de resultaten wordt gedeeld. Ook is er een kleine expositie te zien waarbij de resten van dierlijk botmateriaal centraal staan. Zo wordt er aandacht geschonken aan wat er allemaal gegeten werd door de bewoners van Huis ter Kleef.

Op zaterdag 17 juni worden er diverse (gratis) activiteiten voor jong en oud georganiseerd. Een greep uit het programma:

  • Korte lezingen over de historie en archeologische onderzoeken bij Huis ter Kleef
  • Rondleidingen over het voormalig kasteelterrein
  • Workshops uitzoeken van vulling uit de kasteelgracht, dierenbotten onderzoek of bouw je eigen kasteel
  • Knutselactiviteit en speurtocht voor kinderen
  • Verhalenvertellers
  • Kookworkshop historisch koken voor jong en oud (op inschrijving)
  • Mini expo met onder andere  dierenbotten van Huis ter Kleef. Wat stond er op het menu bij de bewoners?

Wij werken samen met de Stichting Haarlemmer KweektuinNME Natuur en Milieueducatie, de collega’s van Team Archeologie en het Archeologische Museum Haarlem (Gemeente Haarlem) aan een mooi programma voor de Archeologiedag!

Locatie Archeologiedag: Haarlemmer Kweektuin, Kleverlaan 9 in Haarlem.

De Archeologiedagen op 16, 17 en 18 juni brengen het verleden tot leven met honderden activiteiten door het hele land. Ga underground bij de archeoloog en ontdek jouw geschiedenis!

Kijkje in het archeologisch depot

Hoe leuk is het om eens binnen te kijken op een plek waar je normaal niet kunt komen? Op zondag 19 juni houdt het archeologisch depot een open dag. Hier worden voorwerpen bewaard die bij opgravingen in Haarlem zijn gevonden. En uiteraard helpen de leden van de Archeologische Werkgroep Haarlem een handje mee. Komt je ook?  

In het depot ligt van alles; van kookpotten tot tegels en van leren schoenen tot botmateriaal. Allemaal bij archeologisch onderzoek in Haarlem tevoorschijn gekomen. “Alles moet op een speciale manier verpakt worden, een voorwerp van hout bewaar je bijvoorbeeld op een andere manier dan metaal”, vertelt Marjolein van den Dries, conservator van het Archeologisch Museum Haarlem aan de Grote Markt. “Zo zorgen we ervoor dat deze vondsten uit het verleden van Haarlem zo goed mogelijk bewaard blijven.”

Schat aan informatie
De deuren van het archeologisch depot zijn normaal gesproken gesloten voor het publiek. “Het leuke is dus dat je nu een kijkje kan nemen op een plek waar je normaal niet komt. We hebben natuurlijk ons museum aan de Grote Markt, waar de mooiste vondsten te zien zijn. En ook in de Bakenesserkerk waar het team Erfgoed werkt, zijn vitrines met voorwerpen. Maar daarnaast zijn er nog een heleboel spullen die in de afgelopen decennia opgegraven zijn, die je normaal niet kunt bekijken. Nu dus wel.”

De vondsten in het depot vertellen ons van alles over het verleden van Haarlem. “Wanneer er ergens een opgraving is, worden alle vondsten eerst schoongemaakt en onderzocht. En uiteindelijk komen ze dan hier terecht. De archeologen maken een rapport over zo’n opgraving waarin staat welke informatie over het verleden we hieruit kunnen halen.

Activiteiten
De open dag wordt georganiseerd door de archeologen van de gemeente Haarlem samen met de Archeologische Werkgroep Haarlem (AWH). Aanleiding zijn de Nationale Archeologie Dagen. Tijdens de open dag zijn er rondleidingen door het depot. Ook kun je luisteren naar verhalen over het archeologisch onderzoek aan de Nassaulaan en Huis ter Kleef. Kijk mee hoe het restaureren en conserveren van glas en metaal in zijn werk gaat. Je kunt ook zelf aan de slag met het uitpluizen van materiaal uit de gracht of een beerput. Voor kinderen zijn er leuke (knutsel)activiteiten. Heb je zelf iets gevonden, neem het dan mee naar het vondstenspreekuur. Dé kans om meer te weten te komen over jouw vondst en vragen te stellen aan de beroepsarcheologen en amateurarcheologen van onze stad!

Lezingen opgraving kasteel Huis ter Kleef
Om 14.00 en 15.00 uur wordt een lezing over de opgravingen van het Haarlemse kasteel Huis ter Kleef gehouden. De leden van de Archeologische Werkgroep Haarlem hebben het kasteel begin jaren 90 blootgelegd. Hierbij kwamen niet alleen de funderingen van het complete kasteel tevoorschijn, maar ook vele duizenden vondsten van keramiek, bot, metaal en glas. Samen met de archeologen van de gemeente Haarlem wordt momenteel het onderzoek uitgewerkt en de bewoningsgeschiedenis ontrafeld. We vertellen je graag over onze ontdekkingen!     

Locatie
De open dag is van 12.00 tot 16.00 uur. Het archeologisch depot zit aan de Korte Verspronckweg 7-9. Toegang is gratis. Ook de Bakenesserkerk is die zondag open voor publiek. Hier zijn verschillende vitrines met archeologische vondsten.

Hoogversierd aardewerk!

Kan van hoogversierd aardewerk uit Bloemendaal

In deze rubriek wordt elke maand kort en krachtig een bijzonder, apart of juist heel gewoon opgegraven voorwerp belicht. Deze maand betreft het een kan van hoogversierd aardewerk uit 1250-1350. 

In komende posts wordt nader ingegaan op de verschillende versieringsvormen op hoogversierd aardewerk.

Munnix
In 2014 werden alle opgravingsgegevens en vondsten van de Archeologische Werkgroep Haarlem e.o. overgedragen aan Bureau Archeologie van de gemeente Haarlem. Tijdens de overdracht werden in een doos een groot aantal fragmenten van hoogversierd aardewerk aangetroffen. In deze doos zat ook een briefje met de tekst ‘Munnix Bloemendaal 1947’. Uit onderzoek bleek een zekere heer Munnix in deze periode woonachtig te zijn geweest in Duin en Daal, gelegen in Bloemendaal, vlakbij het voormalige dertiende-eeuwse kasteel Aelbertsberg. Omdat de vondsten van buiten het werkgebied van de gemeente Haarlem afkomstig waren, zijn alle aardewerkfragmenten overgedragen aan het Provinciaal Depot in Castricum. De provincie heeft een van de kannen laten restaureren en deze staat nu opgesteld in de permanente tentoonstelling in Huis van Hilde.

Tekening: H.J. Calkoen (overleden 1979)

Hoogversierd
Met de term hoogversierd aardewerk wordt een groep laatmiddeleeuws aardewerk bedoeld van normaal oxiderend, roodachtig tot roodbruin en witbakkend (Maaslands) aardewerk. De buitenzijde van dit aardewerk is geheel of ten minste voor het grootste deel met loodglazuur bedekt. Deze groep wordt vooral gekenmerkt door een duidelijk geaccentueerde versiering – al dan niet in hoog reliëf. Deze versieringsvorm komt voornamelijk bij kannen voor. Het materiaal onderscheidt zich sterk van de overige lokale producten door de geaccentueerde versiering. Dit contrast met het overige aardewerk en de aanzienlijk hogere productiekosten – door een langere productietijd, extra grondstoffen (witbakkende klei) en het dubbele bakproces – zorgt er voor dat het hoogversierd aardewerk zich als een luxe product onderscheidt, dat vooral gericht is op de kanvorm als tafelgerei.

De kan van hoogversierd aardewerk in de vaste opstelling van het Huis van Hilde in Castricum

Decoratieve functie
Het hoogversierd aardewerk van omstreeks 1250-1350 is het resultaat van een reeks evoluties binnen het middeleeuws pottenbakkersbedrijf. Dit betreft zowel vernieuwingen op technisch vlak als ontwikkelingen in de smaak en welstand van de kopers en in de productie-politiek van de pottenbakkers. Hoogversierd aardewerk vindt zijn oorsprong in het imiteren van vormen uit het Maasland, waar een bandglazuur op de schouder van potten en kannen enkel een decoratieve functie heeft. Het hoogversierd aardewerk van lokale of regionale herkomst verschijnt vrij plots in de late twaalfde en vroege dertiende eeuw, kort na het opduiken van de eerste hoogversierde producten in witbakkend aardewerk, afkomstig uit Noord-Frankrijk.

Vlaamse pottenbakkers
Verschillende gegevens wijzen erop dat Vlaamse pottenbakkers zich al snel losmaakten van de strikte navolging van de Noord-Franse voorbeelden en een eigen vormentaal ontwikkelden en om deze vorm van versiering in het roodbakkende aardewerk te maken. Mogelijk zijn in de periode 1250-1350 een aantal Vlaamse pottenbakkers met hun sierproducten naar het noorden gegaan en zo terecht gekomen in o.a. Aardenburg, Haarlem, Breda, Delft, Utrecht.

Literatuur:
Verhaeghe, F., 1982, Rotterdam Papers IV, A contribution to medieval archaeology, pp.151-173

De schulpboor van Bloemendaal

In deze rubriek wordt elke maand kort en krachtig een bijzonder, apart of juist heel gewoon opgegraven voorwerp belicht. Deze maand betreft het een schulpboor.

In 2008 werden op de gemeentegrens van Bloemendaal en Velsen rioleringswerkzaamheden uitgevoerd. Deze werkzaamheden werden door een lid van de Archeologische Werkgroep Haarlem e.o. archeologisch begeleid. Tijdens deze werkzaamheden werd in de ontgraven grond een bijzonder ijzeren voorwerp aangetroffen. Het betreft een schulpboor voor het uitboren van boomstammen.

Waargenomen rechthoekige watergoot, in 2001, bij de nieuwbouw van het Bispinckpark te Bloemendaal. Tijdens archeologische begeleidingen zijn in Bloemendaal op diverse plaatsen dergelijke ondergrondse watergoten waargenomen.

Blekerijen
In het gebied waar de schulpboor is gevonden waren vanaf de zeventiende eeuw blekerijen gevestigd. Een van de noodzakelijkheden voor het productieproces in de blekerij was een constante aanvoer van water. Dit water kwam als drangwater uit de duinen en werd door middel van ondergrondse rechthoekige houten goten of uitgeholde boomstammen langs de verschillende productiegangen in de blekerij geleid.

 

Prent van het inwendig uitboren van een boomstam. Caspar Luyken, naar Jan Luyken 1694- Rijksmuseum.

Uithollen
Om een boomstam uit te boren was de volgorde van dit proces als volgt: eerst werd met een neuslepelboor of een schroefboor een gat met kleine middellijn door de hele lengte van de boomstam geboord. Voor het vergroten van de diameter van het geboorde gat werd vervolgens de schulpboor ingezet. Hiervoor werd een touw door het gat getrokken, dat vervolgens aan de haak van de schulpboor bevestigd. Aan de andere zijde van de schulpboor werd een kruisvormige kruk (handvat), gewoonlijk van hout, gedeeltelijk van metaal bevestigd. Om over een grote lengte te kunnen boren werden er een aantal verlengstukken aan elkaar bevestigd. Door het touw aan de andere zijde van de boomstam onder druk te zetten en de schulpboor aan de voorzijde te draaien werd over de gehele lengte van de boomstam een grotere diameter van het geboorde gat verkregen.

Schulpboren werden horizontaal gebruikt en konden door een of twee man worden gehanteerd. Wanneer twee vaklui samenwerkten, keek de een naar de buis en hanteerde het werktuig. De ander zorgde voor trekkracht aan het touw aan het andere eind van de boomstam. Aangezien het gat in de boomstam zeer nauwkeurig geboord moest worden en de schulpboor lang en zwaar was, rustte de stang op een schraag of tussen twee palen.

De schulpboor is overgedragen aan het Provinciaal Depot voor Archeologie in Castricum.

Foto’s zijn gemaakt door Kees Zwaan, Assistent beheerder Provinciaal Depot voor Archeologie – Regionale Economie en Erfgoed.

 

 

Koken in de middeleeuwen

Tijdens het archeologisch onderzoek van het kasteel Huis ter Kleef in de Haarlemmer Kweektuin (1990-1994), zijn massa’s scherven keramiek gevonden. Veel van deze scherven zijn afkomstig van de potten en pannen die voor de voedselbereiding en het tafelen werden gebruikt.

Keukengerei
In de middeleeuwen werd het eten meestal in keukengerei van keramiek bereid. Keukengerei van metaal, zoals grapen (kookpotten), ketels en braadpannen waren erg duur en daarom zag je deze voorwerpen vooral bij de welgestelden en niet bij de gewone man. Zo zou het bezit van een boerenfamilie bijvoorbeeld kunnen bestaan uit kookpotten van keramiek, een paar houten nappen en schalen. Metalen keukengerei wordt echter niet vaak aangetroffen tijdens archeologisch onderzoek. Zo kennen we van Huis ter Keef slechts enkele fragmenten van metalen kookpotten. Het metaal was minder breukgevoelig en kon daarnaast als grondstof worden hergebruikt. Keramiek breekt daarentegen makkelijk en werd dan weggeworpen. De vele honderden kilo’s scherven uit de gracht van Huis ter Kleef illustreren dat er nog wel eens een potje tijdens het koken, tafelen of afwassen brak!

Koken, bakken en tafelen
Koken deed men lange tijd op een open vuur. Er werd een ketel van metaal boven het vuur gehangen, of er werd een grape bij het brandende hout/kolen gezet. Men kookte zo eenpansgerechten. De vuurplaats was in eerste instantie vaak in het midden van de ruimte, zodat deze werd mee verwarmd. Stenen huizen en kloosters kenden gemetselde schouwen tegen de wand, met een schoorsteen voor de rookafvoer naar buiten.
Naast koken werd ook gegrild, gerookt en in de oven gebakken. De oven werd eerst van binnen met takkenbossen warm gestookt. Daarna werd de oven schoongeveegd en vervolgens werden er broden in gebakken. Deze hadden de hoogste temperatuur nodig. Na het bakken van de broden was de temperatuur van de oven gedaald en werden er etenswaar in gebakken die niet zoveel warmte nodig hadden, bijvoorbeeld pasteien of taarten.
Het eten werd vervolgens op grote schalen opgediend en gezamenlijk opgegeten. Broodpap en soep gingen in kommen die men eveneens deelde. Van oudsher werd brood gebruikt om van te eten. Tijdens de maaltijden werden ook vaak de lepels gedeeld.

Ontwikkelingen
De middeleeuwen beslaan een periode van 1000 jaar. Kan je dan nog over een middeleeuwse keuken spreken? En is het logisch om over zo’n lange periode over één type keuken te spreken? Als je bedenkt dat er in deze periode weinig verandering was in de manier waarop men kookte, is het niet verwonderlijk dat heel lang min of meer op de dezelfde manier werd gegeten en dezelfde gerechten werden bereid. Er was geen ontwikkeling in de gerechten. Met andere woorden, naarmate de middeleeuwen vorderde zie je nauwelijks vooruitgang in de kookkunst. Het karakter en de verfijning van de gerechten werd bepaald door de kringen waarvoor het gerecht bedoeld was. Je zou kunnen zeggen dat de sociale achtergrond werd weerspiegeld in de gerechten die men at.

Smaak
Om de smaak van de middeleeuwse keuken te begrijpen moet naar de kookkunst van het Romeinse Rijk worden gekeken omdat deze nog lang na het verval van het Romeinse Rijk zijn invloed heeft behouden. De Romeinse smaak was hartig en gekruid met kruiden uit het Middellandse zeegebied. De gerechten waren mild van smaak. De scherpe specerijen uit Oost Azië werden vrijwel niet gebruikt.
Sinds de Karolingische tijd heeft de smaak zich sterk veranderd. De handel van Venetië met het Oosten is hier voor verantwoordelijk. In de 10de en 11de eeuw waren de schepen klein en de meeste winst was te behalen met niet veel plaats innemende artikelen die ten gevolge van hun zeldzaamheid heel kostbaar waren. De Aziatische specerijen voldeden hier aan. Deze werden vanuit het Oosten naar Klein-Azië gebracht en verder met schepen naar Venetië. Van hieruit werden ze over het land naar het noorden verhandeld, waar ze op de jaarmarkten werden geruild voor bijvoorbeeld Vlaams laken. Het gaat hier om bijvoorbeeld foelie, kruidnagel en een artikel uit Klein- Azië, saffraan. Een ander luxe product uit het Oosten, dat sinds de kruistochten in West -Europa gangbaar werd is de rietsuiker. Dit heeft gemaakt dat de middeleeuwse keuken, in tegen stelling tot de romeinse keuken, rijke stevige smaken heeft ontwikkeld zoals zuur en zoet en dat de gerechten stevig gekruid zijn.

Kookboeken
Het is niet bekend hoe nu precies de specerijen de smaak langzamerhand ingrijpend hebben beïnvloed en veranderd. Wat wij over recepten uit de middeleeuwen weten, is afkomstig uit kookboeken van de 14de en 15de eeuw. Van de periode voor de 14de eeuw ontbreken de kookboeken. Het eerste beroemdste kookboek was van de opperkok van de Franse koning Karel V. Dit dateerde uit omstreeks 1370. Het oudste kookboek uit de Nederlanden is uit 1510 genaamd Een notabel boexcken van cokeryen.

Rijk en arm
Wij hebben dus vooral een beeld wat de rijken aten. Op tafel van de rijken kwamen de meest lekkere gerechten terecht zoals pasteien gevuld met vis of vlees en iedere maaltijd bestond uit meerdere gangen. Over hoe de plattelands- en stadsbevolking zich heeft gevoed is niet veel te zeggen omdat daarover veel informatie ontbreekt. Dat de gewone man niet altijd kon rekenen op een gevarieerde maaltijd is zeker. Men kan vermoeden dat zij brood, graanpap, reuzel, worst en vis aten. Eventueel aangevuld met groenten zoals uien en kool. Waarschijnlijk werd er weinig tot geen fruit gegeten omdat dit niet als gezond werd beschouwd. Archeologische vondsten zouden hier een aanwijzing kunnen geven uit de botten en pitten die gevonden worden.

Eetpatroon
Zowel rijk als arm at twee keer per dag. Aan het einde van de ochtend en aan het einde van de dag. Verder werden de kerkelijke voorschriften gevolgd zoals de vastentijd voor Pasen (geen vlees en geen zuivel) en geen vlees op de vrijdag. Er werd dus veel vis gegeten en eieren. Als bijgerecht was brood belangrijk. Wit brood bij de welgestelden en roggebrood bij de armen. Melk werd niet gedronken. Hier werd kaas en boter van gemaakt. Wijn werd alleen door de rijken gedronken en bier door zowel de armen en de rijken. Kinderen begonnen er al op jonge leeftijd mee.

Voor de middeleeuwen kan je dus zeker zeggen ”de mens toont wie hij is door wat hij eet”.

Alweer een walvisbot aangetroffen in Bloemendaal!

In deze rubriek wordt elke maand kort en krachtig een bijzonder, apart of juist heel gewoon opgegraven voorwerp belicht. Deze maand betreft het een walvisbot.

In het najaar van 2018 vonden er op het landgoed Leyduin in de gemeente Bloemendaal grondwerkzaamheden plaats ten behoeve van de herinrichting van het landgoed. Dit betrof voornamelijk de aanleg van nieuwe toegangspaden, een nieuwe oeverovergang aan de noordzijde van de Kromme Vaart en een tweetal vijvers om amfibieën te laten overwinteren. De ontgraving van de vijvers is door een lid van onze werkgroep archeologisch begeleid. Tijdens het ontgraven van een van de vijvers werden een aantal fragmenten van een walvisbot aangetroffen. Dit is de tweede keer dat in de gemeente Bloemendaal zo’n walvisbot is aangetroffen.

Spek en walviskaken
Het is bekend uit historische bron dat walvisvaarders in de 17e eeuw na het verwijderen van het spek ook de walviskaken mee terug naar huis namen. Tevens is bekend dat er vanaf de 16e eeuw meldingen zijn van een aantal strandingen, voornamelijk van potvissen. Kaken waren van potvissen waren meestal tussen de 3.00 en 4.00 meter lang en voorzien van 40 tot 50 grote kogelvormige zwaar ivoren tanden. Deze tanden werden door de zeelieden gegraveerd en van prachtige taferelen voorzien. Ook werden er sier- of gebruiksvoorwerpen van de tanden gemaakt.
Aan boord van het schip of aan land werd aan de onderzijde van het walvisbot een aantal gaten geboord om de zogenaamde ‘kneekolie’ te verzamelen. Deze olie was zeer geschikt als lampolie.

In een van de aangetroffen walvisbotfragmenten werd een boorgat aangetroffen. Dit gat is aangebracht om kneekolie te winnen.

Van schuurpaal tot toegangspassage
De walviskaken afkomstig van walvisvaarders en die van gestrande walvissen werden verkocht en gebruikt als schuurpalen voor het vee, grenspalen en als toegangspassage bij boerderijen en buitenplaatsen. De aangetroffen fragmenten van het walvisbot op het Landgoed Leyduin kunnen onderdeel zijn geweest van een erfafscheiding, toegangspoort of ‘schuurpaal’ voor het vee. De locatie van het gevonden bot maakte in de 17e eeuw onderdeel uit van de buitenplaats.

Locatie aangetroffen walvisbot in het rode omcirkeld gebied (midden, boven). Fragment uit de kaart uit 1687 van Dou en Van Broeckhuysen, collectie Hoogheemraadschap Van Rijnland, A-4302.

Buitenplaats Vreedelust
In 1996 werd bij grondwerkzaamheden ten behoeve van de nieuwbouwwijk het Bleekersveld te Overveen reeds een fragment van een walvisbot aangetroffen. (zie ook Haarlems bodemonderzoek nr. 35). In het bot zaten eveneens boorgaten om de kneekolie te winnen. De ouderdom van het bot is aan de hand van de C-14 methode (ouderdomsbepaling aan de hand van koolstof) gedateerd in de 18e eeuw. Na historisch onderzoek van het gebied bleken deze gronden in de 18e eeuw onderdeel te zijn geweest van de buitenplaats Vreedelust, later geheten Het Anker, gelegen aan de Bloemendaalseweg. Het fragment van het aangetroffen bot/kaak zou onderdeel geweest kunnen zijn van de walviskaken op onderstaande prent.

Een tekening door J.W.Hasselt uit 1816 van de Blauwselfabriek ‘Het Anker, voorheen was hier de buitenplaats Vreedelust gevestigd, mogelijk waren de walviskaken hier een restant van. Noordhollands Archief, Atlas 36/23