Afdeling Kennemerland van de AWN – de Nederlandse Archeologievereniging – organiseert samen met de Archeologische Werkgroep Haarlem e.o., een lezing over glas uit Amsterdamse bodem. De lezing wordt verzorgd door Michel Hulst, glasspecialist verbonden aan Monumenten en Archeologie van de gemeente Amsterdam.
Diverse bijzondere glazen uit de zeventiende eeuw, opgegraven in Amsterdam. foto: Michel Hulst
Amsterdam heeft een zeer belangrijke rol gespeeld in de productie van luxe glaswerk, het façon de Venise. Dit zeventiende eeuwse glaswerk werd geblazen naar Venetiaans voorbeeld en kreeg in de Lage Landen al snel zijn eigen karakter en vormen. Aan de hand van historische bronnen en archeologische vindplaatsen in Amsterdam wordt nader ingaan op de ontwikkeling, productie en de bijzondere geschiedenis van dit glaswerk.
Wanneer: woensdagavond 28 mei, aanvang 20.00 uur (zaal open om 19.30 uur) Waar: Archeologisch Museum Haarlem, Grote Markt 18 K, Haarlem (onder de Vleeshal) Aanmelden: Deelname is gratis. U kunt zich aanmelden (verplicht) voor de lezing via: aanmeldenarcheologie@outlook.com.
Opaakwit schaaltje, met emailbeschildering, boven- en zijaanzicht, inv.nr. WLO-297-3, foto Monumenten en Archeologie, gemeente Amsterdam
In deze rubriek wordt elke maand kort en krachtig een bijzonder, apart of juist heel gewoon opgegraven voorwerp belicht. Deze maand betreft het een houten boombuis.
Begin 2021 werd gestart met de herinrichting van de woonwijk Veen en Duin in Bloemendaal. Daarbij werd het bestaande riool in deze woonwijk vervangen door een gescheiden stelsel. Het schone regenwater wordt daarbij afzonderlijk van het rioolwater opgevangen en afgevoerd naar de nieuwe waterpartij, die als waterberging dient. De omvangrijke graafwerkzaamheden ten behoeve van de waterpartij werden archeologisch begeleid door Theo Nieuwenhuizen van de Archeologische Werkgroep Haarlem e.o. De boombuis is in 2023 voor conservering door restauratieatelier Restaura in Heerlen behandeld en aansluitend in het Provinciaal Depot in Castricum – Huis van Hilde – ondergebracht.
De aangelegde waterpartij als bergbassin voor schoon regenwater en ter regulering van de lokale waterhuishouding.
Doorboorde boomstam Tijdens deze graafwerkzaamheden werd een boomstam gevonden. Uit onderzoek op de kant bleek de boomstam doorboord te zijn. Aan het uiteinde was de doorboorde boomstam voorzien van een taps toelopende houten afsluitstop, met aan de zijkant een pin als handgreep.
De uitgeholde boomstam aan uiteinde afgesloten met de bijbehorende houten stop.
Blekerijen Historisch kaartmateriaal uit 1599 wees uit dat op de vondstlocatie destijds een aantal blekerijen waren gevestigd. De uitgeholde boomstam heeft gediend als een aanvoerbuis waarmee helder kwelwater voor de blekerijen. De vele blekerijen die vanaf de zeventiende eeuw rond Bloemendaal en omgeving zijn gevestigd, waren voor het bleekproces namelijk afhankelijk van schoon (duin)water. Dit schone water werd vaak in dichte houten goten ondergronds naar de gewenste locatie gevoerd. Als variant hierop werd kennelijk ook stelsels van aaneengekoppelde holle boomstammen toegepast, die het benodigde water langs de verschillende productiegangen van de blekerij leidde. In dit geval betrof het een uitgeholde boomstam die als transportbuis fungeerde voor de blekerij van Jan Arijansz.
Fragment uit de kaart van Adrian Ockersz uit 1599 destijds in 1954 geprojecteerd op de toenmalige kadastrale kaart. De rode stip op deze kaart geeft de locatie aan van de tijdens de ontgraving aangetroffen boombuis.
Merkteken Nader onderzoek van de boomstam leerde dat aan de buitenzijde het romeinse getal XXXI (= 31) als merkteken staat gekerfd. Hoogstwaarschijnlijk bepaalde het aangebrachte merkteken de volgorde van de aaneengesloten boomstammen. Met de taps toelopende stop kon de toevoer van het water uit de duinen tijdelijk worden geblokkeerd, waardoor een buffer van helder duinwater werd gecreëerd. De bijbehorende pin of stok zorgde voor meer grip bij het verwijderen van de geplaatste stop.
Detail van het op de boomstam aangebrachte merkteken XXXI.
Schulpboor Bij eerdere rioleringswerkzaamheden in de omgeving werd door Theo Nieuwenhuizen in 2008 een ijzeren voorwerp in de afgegraven grond aangetroffen. Het bleek hier om een nagenoeg gaaf bewaard gebleven schulpboor te gaan. Beide vindplaatsen liggen hemelsbreed slechts driehonderd meter van elkaar verwijderd. Dit maakt het aannemelijk dat de boombuis ter plekke is vervaardigd.
Ijzeren schulpboor voor het uitboren van boomstammen, gevonden in 2008.
In deze rubriek wordt elke maand kort en krachtig een bijzonder, apart of juist heel gewoon opgegraven voorwerp belicht. Deze maand betreft het een bijzondere witte tegel van een kacheloven.
Faience decoratie profiel
Op de huidige locatie van het tegenwoordige Sparrenheuvel in Bloemendaal had in 1599 Gerrit Dircky Slinck een blekerij en een werf, genaamd De Mol. In 1639 vindt er een verkoop plaats op deze plek van een huis en blekerij aan Jan Suijerlant. In 1739 bouwde Johan Scheerenbergh uit Amsterdam de eerste fase van de op dat moment naamloze hofstede, tegenwoordig het middelste gedeelte van het huidige Sparrenheuvel. De beschrijving van het geheel in 1739 was als volgt: een seekere hofsteede, omvatte een heerenhuis, stallen en een koetshuis.
Toen mr. Willem Munter en Wendela Eleanore ten Hove in 1775 de hofstede kochten, gaven zij de hofstede naam Sparrenheuvel. Tussen 1822 en 1847 waren herenhuis en tuin in bezit van de Amsterdamse Willem Hendrik Backer. Meteen na deze koop gaf Backer in 1825 opdracht aan architect en stedenbouwkundige Jan David Zocher jr. voor het uitbreiden van de hofstede met een aanbouw, haaks op het bestaande huis. Zocher ontwierp de neoclassicistische gevel met zuilen, die nog altijd kenmerkend is voor Sparrenheuvel.
In 1849 verkavelde men de hofstede. In 1868 werd het huis verkocht aan de Amsterdamse Ewald Bispinck. In 1836 had Ewald Bispinck, afstammeling van een Duits aristocratisch rooms-katholiek geslacht, zich in Amsterdam gevestigd. Hij huwde in 1848 met Anastasia Kundert en werd medefirmant in de firma Bispinck & Kundert. Ze woonden op het Rokin in Amsterdam. In 1875 besloot hij een eigen fabriek te beginnen. Deze kwam te staan op de zuidwesthoek van Sparrenheuvel, aan de Korte Kleverlaan en was bedoeld voor het verven, bleken en winden van garens. In 1899 werd de fabriek gesloten vanwege te hoge concurrentie met Engeland. Tot 1890 gebruikten de Bispincks Sparrenheuvel enkel als buitenplaats, vanaf dat jaar echter ging men er permanent wonen. Ewald Bispinck overleed in 23 april 1895 en liet de hofstede na aan zijn kinderen. Nadat in 1936 de laatste telg uit het geslacht Bispinck komt te overlijden werd Sparrenheuvel niet meer bewoond. Hofstede Sparrenheuvel kwam in 1936 in eigendom van De Bispinck Stichting. In 1942 werd tijdens de oorlog het huis door de bezetters gevorderd. Aan het eind van deze bezetting bleken alle meubels en kunstvoorwerpen gestolen te zijn. Het huis was uitgewoond en leeggeroofd. In 1972 verkoopt De Bispinck Stichting Sparrenheuvel aan Henk Moed die het in 1976 verkoopt aan de huidige eigenaar die er een makelaardij en kantoren in vestigt.
Archeologisch begeleiding In 1990 vonden er graafwerkzaamheden aan de zuidoostzijde van Sparrenheuvel plaats. Deze waren noodzakelijk in verband met nieuwbouw van het Bispinckpark op deze plek. De graafwerkzaamheden werden deze archeologisch begeleid door Theo Nieuwenhuizen, lid van de Archeologische Werkgroep Haarlem e.o.. Tijdens deze begeleiding werden de verschillende houten afvoergoten uit de blekersperiode gevonden en gedocumenteerd.
Kachelfragment Een bijzondere vondst was een wit kachelfragment die in de voormalige vijver achter het pand werd gevonden. Het betreft een decoratief profiel van faience. Faience is aardewerk, gemaakt van witbakkend klei met een laag witte tinglazuur. Bijzonder is de decoratie in de vorm van een zogenaamde eierlijst. Een eierlijst is een decoratief profiel in de vorm van een reeks eivormige figuren, meestal afgewisseld met pijlpunt of tong. Eierlijsten werden vaak toegepast in de Griekse en Romeinse bouwkunst, vooral bij Ionische kapitelen, en later in de renaissance. Een leuk detail over deze kacheltegel is een historisch gegeven over het interieur van het pand.Maria Nieuwenhuys-Lindner (1912-2008) verbleef als kind vaak bij haar oudooms en – tantes op Sparrenheuvel. In een brief aan haar kleindochter beschrijft ze de kachel waarvan deze tegel deel uitmaakte als een ‘ prachtige, witte hoge vierkante porselein kachel ‘. Deze stond in de biljartkamer, de grote kamer aan het einde van de gang, recht tegenover de ingang.
Warmtebron Tegelkachels zijn ontstaan in Centraal Europa in de 12de en 13de eeuw. Later verbreidde het gebruik ervan zich uit over Noordwest-Europa. In de Middeleeuwen verwarmde men zich in de meeste huizen bij een open vuur op de vloer of in de wandschouw. Daarnaast kwam ook een gesloten warmtebron, de uit tegels van aardewerk gemetselde kachel in gebruik. De voordelen van de tegelkachel waren: afwezigheid van hinderlijke rook, een gelijkmatiger verspreiding van de warmte en een economischer brandstofverbruik. Maar daar hing dan wel een prijskaartje aan, want de vervaardiging was heel duur. Daarom treffen we ze in de 12de en 13de eeuw vooral aan in adellijke behuizingen. Behalve in adellijke woongebouwen zoals burchten en kastelen, zijn ook resten van tegelkachels in abdijen, herenhuizen, en in belangrijke stedelijke en openbare gebouwen gevonden.
In deze rubriek wordt elke maand kort en krachtig een bijzonder, apart of juist heel gewoon opgegraven voorwerp belicht. Deze maand betreft het een bord met een bijzondere afbeelding.
De meeste mensen zijn wel bekend met het kerstverhaal de geboorte van het Christuskind, de Drie Wijzen uit het oosten, de stal te Bethlehem enz. Minder bekend is het verhaal van de vlucht van de heilige familie naar Egypte. In 1990 werd in een beerput in de Morinnesteeg in Haarlem een bordje met een voorstelling van de vlucht naar Egypte gevonden. Op het bord is Maria met het kind op een ezel afgebeeld, met Jozef er naast. Het bord is uitgevoerd in de faience techniek en te dateren omstreeks 1660.
Prent Van de vlucht naar Egypte zijn veel schilderijen en tekeningen gemaakt maar op keramiek komt deze gebeurtenis niet veel voor. Afbeeldingen op borden en tegels hadden meestal een schilderij of prent als voorbeeld. Mogelijk is de hieronder afgebeelde prent van de Zuid-Nederlands graveur, tekenaar en uitgever Johannes Wierix (1549-1620) als voorbeeld voor de afbeelding op het bordje gebruikt.
Bloedbad Jezus was drie dagen oud -dus op 28 december in onze tijdsrekening- toen koning Herodes een bloedbad liet aanrichten onder alle pasgeboren jongetjes in Bethlehem. Hem was ter ore gekomen dat er een nieuwe koning was geboren, in Bethlehem – en dat was iemand door wie hij zich bedreigd voelde. Een door God gezonden engel waarschuwde Jozef en Maria om met hun pasgeboren baby naar Egypte te vluchten. Enkele jaren later, na de dood van Herodes, keerde de familie terug naar Nazareth.
Onnozele kindertjes-dag De dag van de kindermoord wordt ook wel onnozele kindertjes-dag genoemd, (‘Onnozel’ komt van onnosel, de Middelnederlandse vertaling van het Latijnse woord innocens, dat ‘onschuldig’ en ‘onschadelijk’ betekent).
In deze rubriek wordt elke maand kort en krachtig een bijzonder, apart of juist heel gewoon opgegraven voorwerp belicht. Deze maand betreft het een Spaans kannetje.
Het meeste aardewerk dat tijdens een opgraving in Haarlem wordt aangetroffen bestaat uit roodbakkend aardewerk. Maar soms worden er scherven van voorwerpen gevonden waarvan niet meteen bekend is waar ze zijn vervaardigd. In 1994 werd tijdens een opgraving in de Kruisstraat te Haarlem een beerput aangetroffen. Het materiaal uit deze put is dateerbaar in de 17e eeuw en bestond uit de voor die tijd gebruikelijke scherven roodbakkend aardewerk en steengoed. Een uitzondering hierop waren fragmenten van een voorwerp van dunwandig wit bakkend steengoed dat beschilderd is geweest. Helaas zijn er grote delen weg van de beschildering weg, maar op de hals zijn nog enkele letters in rood aanwezig en naast het oor in rood een soort kwastje (afb. 1).
Afb. 1: Het kannetje uit beerput opgraving Kruisstraat, het oor ondersteund.
Navraag bij diverse kenners van aardewerk over de herkomst van dit voorwerp deden de wenkbrauwen fronsen. “Nog niet eerder gezien” was een veelgehoorde reactie. Na enige tijd kwam een keramiekkenner met een antwoord; dergelijke voorwerpen had hij weleens gezien op de schilderijen van een Spaans schilder genaamd: Francisco de Zurbaran (1598-1664). En inderdaad werd vergelijkbaar keramiek aangetroffen op zijn schilderijen. Op een van zijn werken zie we een stel geestelijken aan een gedekte tafel met twee drinkbekers (afb. 2). De bekers hebben twee oren en zijn aan de voorzijde beschilderd. Het betreft een heraldische afbeelding uit de rooms-katholieke kerk (afb. 3).
Afb. 2: Schilderij ‘San Hugo en el refectorio de los cartujos’ (ca.1655) van Francisco de Zurbarán en afb. 3: detail van een kannetje op het schilderij.
Wel heel bijzonder is dat het kwastje op het Haarlemse voorwerp overeenkomt met de kwastjes op afgebeelde drinkbekers. Vermoedelijk heeft het Haarlemse voorwerp ook twee oren gehad en een beschildering met attributen van de geestelijkheid. In de kerkelijke heraldiek bestaan strikte regels over kleur en attributen. Zo zou het rode kwastje op de Haarlemse beker kunnen verwijzen naar een kardinaal of bisschop. Hiervoor in aanmerking komt de kardinaal-infant Ferdinand van Oostenrijk (1609-1641), zoon van Filips III van Spanje, aartshertog van Toledo en landvoogd van de zuidelijke Nederlanden (afb. 4).
Afb. 4a: Ferdinand van Oostenrijk (1609-1641) door Antoon van Dyck en afb. 4b: het kardinaalswapen van Ferdinand.
In deze rubriek wordt elke maand kort en krachtig een bijzonder, apart of juist heel gewoon opgegraven voorwerp belicht. Deze maand betreft het een vuurkets.
Een vuurkets is onderdeel van het afvuurmechanisme van geweren en pistolen uit de tijd dat er nog met los zwart kruit en losse ronde kogels werd geschoten. Een vuurkets is een plat vierkant gehakt stukje vuursteen van enkele centimeters groot, dat werd vastgeklemd in de ‘haan’ van het afvuurmechanisme. Na het overhalen van de trekker klapte de haan met vuurkets naar voren en zorgde de vuurkets voor een vonk, waardoor het kruit dat kort tevoren op de ‘pan’ was gestrooid en in de loop was gedaan, ontvlamde en de kogel uit de loop werd gestuwd. Het gezegde ‘de vlam in de pan’ komt dan ook hier vandaan. Geweren en pistolen met vuuretsen werden van de zestiende tot en met de negentiende eeuw gebruikt.
Van links naar rechts: zwarte vuurkets uit Engeland en crèmekleurige vuurkets uit Frankrijk.
Vuursteenindustrie Vuurketsen werden gemaakt van vuursteen dat voorkomt in zogenaamde vuursteenknollen. Voor het vervaardigen van de vuurketsen voor geweren en pistolen werden eerst lange stukken – de zogenaamde klingen van een vuursteenknol afgeslagen. Uit deze klingen werden dan meerdere vuurketsen gemaakt. Er bestond een speciale vuursteenindustrie om aan de vraag naar vuurketsen te voldoen want ze sleten snel. In de vuursteenindustrie werkten vaak hele gezinnen. Vooral de oorlogen van Napoleon Bonaparte hebben deze industrie een impuls gegeven. Vrijwel alle soldaten, hetzij bondgenoten of vijanden, maakten toen gebruik van vuursteenwapens.
Het vuursteenslot op spanning,
Herkomst In de loop van de eeuwen zijn vele miljoenen van vuurketsen gemaakt, gebruikt en soms ook verloren. Het is dan niet verwonderlijk dat we vuurketsen zo nu en dan vinden bij opgravingen. Het aardige is dat we aan de kleur van het gebruikte vuursteen vaak kunnen zien door welke landen en legers ze werden gebruikt. Zijn de vuurketsen grijszwart tot zwart van kleur dan zijn ze afkomstig uit Engeland, uit Brandon in het graafschap Suffolk. De gele tot crèmekleurige ketsen staan ze bekend onder de naam van silex blond de Berry. Berry is een voormalige Franse provincie in het huidige departement Loir-et-Cher.
Voorbeeld van een pistool met snaphaan en vuurkets en daarnaast enkele losse vuurketsen.
Verwarring Een enkele maal worden de vuurketsen aangezien voor vuursteen werktuigen uit de prehistorie, vanwege de vorm die soms overeenkomt.
Op zondag 16 juni organiseert Bureau Archeologie samen met het Archeologisch Museum Haarlem en de Archeologische Werkgroep Haarlem (AWH) de Haarlemse Archeologiedag in de Bakenesserkerk, het kantoor van de Haarlemse archeologen. Deze dag staat volledig in het teken van archeologie en archeologisch onderzoek. Tussen 10.00-16.00 uur zijn er tal van activiteiten, rondleidingen en lezingen voor jong en oud.
Pijpenkopjes determineren.
Heeft u nog ergens een pot pijpenkoppen staan? Of een pijpje of pijpensteel in de tuin gevonden? Neem ze mee! Dan kunt u deze laten zien om er achter te komen wie dat pijpje gemaakt heeft en hoe deze nu precies in uw achtertuin terecht is gekomen. Dus schroom niet en neem de doos, tas, blik of pot met pijpen mee om meer te leren over de bijzondere historie van deze voorwerpen. Als onderdeel van de Archeologie dagen is de PKN, Stichting voor Onderzoek Historische Tabakspijpen aanwezig in de Bakenesserkerk. Zij staan daar klaar om u meer te vertellen over uw vondsten. Oud en jong is van harte welkom en samen met u maken we er een interessante en inspirerende dag van! Naast het determineren van vondsten verzorgt de PKN ook een lezing over de historie van de Nederlandse kleipijp en wat deze betekent voor de archeologie. Lees meer over de PKN op hun website: www.tabakspijp.nl
Middeleeuwse schoenen van ’t Krom.
Het Gilde Haarlem geeft een aantal rondwandelingen in de Bakenesserbuurt. Wist u dat Bakenes ooit het gebied van brouwers, schilders en pottenbakkers was? Bent u benieuwd, wandel dan mee met een gids van het Gilde Haarlem die u hierover zal vertellen. Aanvang: 11.15 – 12.15- 14.00 en 15.15 uur. ca. 45 minuten. Leuk voor alle leeftijden!
Gruis uitpluizen.
Mini expositie ‘archeologische vondsten van zolder. Deze kleine tentoonstelling laat een aantal vondsten (gedaan in Haarlem) zien die recentelijk zijn overgedragen aan Bureau Archeologie Haarlem. Heeft u ook op zolder of elders in huis nog archeologische vondsten liggen, ooit gevonden ergens in Haarlem en bent u benieuwd wat het is? Dan kunt u langskomen om de spullen te laten determineren.
Middeleeuwse kookpot.
Programma: Tussen 10.00 en 16.00 uur zijn er verschillende activiteiten, doorlopend te bezoeken:
Gruispluizen: sorteer zelf het materiaal uit beerputten: welke botje, pitten, zaden, stukjes aardewerk of metaal haal jij eruit?
Determinatietafel voor vondsten: laat je vondsten uit Haarlem zien aan de archeologen en zij vertellen er meer over. Alleen voor vondsten uit Haarlem, dus niet bijvoorbeeld iets van de vakantie is meegenomen.
Hoe oud is deze pijp? Leer meer over de kleipijpen en de makers ervan.
Kijk mee bij een archeologische tekenaar. Hoe teken je een archeologische voorwerp op schaal?
Kinderen activiteiten: speurtocht en knutselactiviteit voor kinderen.
Informatie en boekenstand: er zijn diverse archeologische publicaties te verkrijgen.
Leer meer over middeleeuws aardewerk, welke soorten aardwerk zijn er allemaal? Doe de quiz en weet meer!
Drinkschaal -tazza- van de opgraving aan ’t Krom.
Daarnaast zijn er op gezette tijden rondwandelingen en lezingen:
Wandelingen door de Bakenesserbuurt door het Gilde Haarlem. Vertrektijden 11.15 – 12.15- 14.00 en 15.15 uur. ca. 45 minuten
Mini lezingen in de kerkbanken.
Om 11.00 uur: 6000 jaar geleden in Haarlem door Anja van Zalinge (stadsarcheoloog, Bureau Archeologie Haarlem)
Om 12.00 en 14.30 uur: De Nederlandse Kleipijp: over het maken en de makers.
Om 11.30 en 13.00 uur: Recht uit ’t Krom, archeologisch onderzoek aan het Krom. Door Erik Weber (Archeologische Werkgroep Haarlem).
Om 15.00 uur: De archeologie en geschieden is van Huis ter Kleef door Tim Hoogendijk (Bureau Archeologie Haarlem).
In de rubriek ‘Vondst van de maand’ wordt kort en krachtig een bijzonder, apart of juist heel gewoon opgegraven voorwerp belicht. Deze maand betreft het een van de meest bekende bodemvondsten: de kleipijp. Een kleipijp werd gemaakt van witbakkende klei. Het was een breekbaar product. Daarom worden ze veel aangetroffen
Kop van een kleipijp met een stukje steel, reliefmerk in de vorm van een merel en een gekroonde M in een halo van puntjes, met aan de andere zijde een roos, datering 1730-1750, gemaakt in Gouda. Determinatie: Bert van der Lingen.
Geschiedenis Christopher Columbus bracht de tabak mee uit Amerika naar Europa. Aan het einde van de 16e eeuw was tabak nog een kostbaar product. In de Tachtigjarige Oorlog vochten Engelse huursoldaten mee. Er werd echter niet altijd gevochten. Om toch geld te kunnen verdienen werkten de soldaten als pijpenmaker. Zo ontstonden er vooral in waterrijke gebieden bedrijfjes. De producten konden per boot naar andere plaatsen worden vervoerd. Ze vestigden zich bijvoorbeeld in Amsterdam, Gouda, Leiden en Utrecht. De pijpenmakers werkten samen met pottenbakkers. Zij bakten de pijpen af. De pijpenmakers waren verenigd in een gilde. Vooral in Gouda waren ze succesvol. Zij maakten hoogwaardige producten.
Vorm van de kleipijp In het begin van de 17e eeuw rookte men nog uit korte pijpjes met kleine kopjes en dikke stelen. De techniek om pijpen te maken werd beter, evenals het bakproces. De pijpen werden daardoor langer en de stelen dunner. De duurste pijpen uit de 17e en 18e eeuw zijn niet de versierde pijpen. Het zijn de pijpen die goed zijn afgewerkt. Ze werden vaak gepolijst en uiteindelijk “geglaasd”. Hierdoor ontstond een glans. De stelen van de pijp konden wel een lengte krijgen van 80 centimeter.
Kop van een tabakspijp met een stukje steel, reliefmerk aan één zijde in de vorm van een kaal boompje met arm en tulp, datering 1715-1771. determinatie Bert van der Lingen.:
Merken Veel pijpjes dragen een merk in het hielstuk of op de zijkant van de kop van de pijp, ook wel ketel genoemd. Van veel Goudse merken is bekend wanneer het voor het eerst werd uitgebracht en tot wanneer het merk werd geproduceerd. Daarom is het vinden van een pijpenkop bij een beerputonderzoek een goede bron van informatie. De merken werden aangebracht met hielstempels. Vanaf ongeveer 1625 werd in Gouda het stempeltje vervaardigd door een stempelsnijder. Het gestempelde merk was bedoeld ter herkenning van de pijpenmaker. Reliëfmerken komen vanaf 1630 op pijpen voor, tegen het einde van de 17e eeuw wordt dit meer algemeen. Ze worden aangetroffen op de zijkant van de ketel (pijpenkop).
Diverse hielmerkjes van tabakspijpen.
Haarlem In Haarlem waren ook pijpenmakers werkzaam, maar het waren er niet veel. In de Spaarnwouderstraat is in een beerput met 17e-en 18e eeuwse inhoud een bijzonder grote hoeveelheid pijpen gevonden. Tien daarvan hadden het wapen van Haarlem.
Nationale Archeologiedag Op zondag 16 juni 2024 is de Nationale Archeologiedag in Haarlem. De Stichting PKN (Stichting voor onderzoek historische tabakspijpen) komt naar de Bakenesserkerk en organiseert een ruil- en determinatiedag. Dit in samenwerking met Archeologie Haarlem en Team Erfgoed. Dit is van 10.00 tot 16.00 uur. Adres Vrouwestraat 12.
Komt allen!
Literatuur:
Verscholen in vuil Johan Ekkel, pp 102 -103
Merken en merkenrecht van de pijpenmakers in Gouda, D.H. Duco
Kleipijpen, drie eeuwen kleipijpen in foto’s, W. Krommenhoek en A. Vrij, hoofdstuk 5
Met “Spinning Shards’ kijk je op een andere manier naar vondsten uit de Haarlemse bodem!
In de 17de eeuw maakte Nederland kennis met Chinees porselein. Men verwonderde zich over de dunne harde scherf en de soms raadselachtige voorstellingen op de voorwerpen. Ook werden ‘Chinezen’ afgebeeld op het porselein. Afbeeldingen van deze bewoners uit het verre en exotische land waren heel geliefd.
Porselein was aanvankelijk duur en de aanvoer stokte soms langere tijd. Dit gat in de markt benutten de Hollandse plateelbakkers om Chinees porselein te imiteren. De techniek om porselein te maken bestond nog niet in Europa. De pottenbakkers probeerden een goede imitatie te maken in faience.
De witte ondergrond werd verkregen door tinglazuur aan te brengen met daarop een blauwe beschildering. Een mooi voorbeeld hiervan is dit kopje van faience. Hierop zijn in vakken – een kenmerk van het Chinees kraakporselein – Chinezen afgebeeld, met in de smallere panelen een zonnebloem. Het kopje is niet compleet, maar op de achterste helft is nog een deel van een Chinese figuur in een landschap te zien.
In de rubriek ‘Vondst van de maand’ wordt kort en krachtig een bijzonder, apart of juist heel gewoon opgegraven voorwerp belicht. Deze maand betreft het een bierflesje.
De bierfles kort na de ontdekking. foto: vinder van de bierfles
Een tijdje geleden werd door een particulier in het Spaarne een bierfles gevonden met het opschrift: Zuid Holl: Bierbrouwerij H.B.M.V. Korte Spaarne 23 Haarlem. De vinder informeerde vervolgens of er meer over deze brouwerij bekend is.
Goeie vraag, een dergelijke bierfles hadden we nog niet eerder gezien. Maar na wat onderzoek bleek dat op het Korte Spaarne 23 een hoofdagentschap heeft gezeten van de Zuidhollandsche Bierbrouwerij, hoofdagent was: M. Doodeheefver. De Initialen H.B.M.V. staan voor Haarlemsche Bierhandelaren- en Mineraalwaterfabrikanten Vereeniging.
Op bovenstaand foto uit 1974 zien we de twee fraaie panden Korte Spaarne 23 en 25, in het pand links zat, blijkens het reclamebord, het agentschap. Leuk detail is dat in beide panden tijdens de zeventiende eeuw hier bierbrouwerij ‘De Olifant’ was gevestigd. Een bekende eigenaar rond 1546 was Willem Ruichaver, die naast brouwer ook raadslid en rentmeester generaal van Kennemerland was. Tot 1688 hoorden beide panden bij elkaar. Daarna kregen de panden allebei ene andere functie. Dit betekende het einde van de brouwerij. Begin twintigste eeuw vestigde zich in het linker pand het agentschap van M. Doodeheefver. Dit duurde tot circa 1950. De exacte einddatum kon helaas niet worden achterhaald.
Kranteviewer Noord-Hollandsarchief 1 september 1907